Bløfsum

Toen mijn koningin nog een klein prinsesje was. En pas gerust. Alles verandert. Of wie je wilde worden. Je kunt niet wachten want dan kom je veel te laat. Het mooie, groot verlangen. Ik ben moe. Aan het donker. Zo hard. Laten wij de buit verdelen. Als je in het diepe springt, kom je goed terecht. En het kan me niet veel schelen waar en hoe. Kom dichterbij - kom dichterbij. Laag bij de grond. Wijd open, ik sta. Ik ben een man als geen ander. Ik vraag me af waarom. Door wat je gisteravond zei. Aan iedereen.

Want ik kan niet nu al weg. Twee voor de mijne. Hier is dat gevoel weer. Mijn armen wijd en leeg. Alles of niets. Want je raakt het nooit meer kwijt. En van binnen stormt.

Veel te veel beloften. Hé vallende engel. Soms ook geliefden van elkaar. En onder ons gezwegen. Tot onze wegen straks weer zullen scheiden. Hé.

Denk je soms opeens. In mijn hoofd, in mijn hart, in de kern en aan de rand. En dat het ook niet erg is. Gespannen is naast je. Mijn wereld zoals die ook werkelijk is. En moedeloos vannacht. Doet me besluiten op te staan. Liet me rijden door de stad, langs de hoeren, de kroegen en de havens. Het is echt en ik droom tegelijk. We blijven altijd zoeken. Moeilijk dood.

We hadden niet de kracht. Komt er ooit een dag voordat ik sterf. Terug naar huis. En heel veel beter wordt het niet. Nu is het genoeg. Kom bij me liggen. Bedenk ik mij. Is er iemand die mijn ziel herkent. Te bitter voor jou en voor mij veel te klein. Waar de oceaan begint. Tijd genoeg en zorgen heb je toch. Half gek van angst.

Vernieuwen