Bløfsum

En jij, waar wil je heen. Tot onze wegen straks weer zullen scheiden. Ik raakte aan, waarover ik droomde. En het lege vel papier. Een jochie en een vent, ik blijf het allebei. Je kijkt naar de grond. En hele werelden vergaan. Mijn wereld zoals die ook werkelijk is. Tussen iedereen toch één op één. Ten westen van de zon.

Tussen jou en mij. Zou je janken, zou je vloeken. Hé. En toen draaiden we ons om. En ik weet wel wat ze denkt nu:. Een grens kun je verleggen. Het is niets, dit is zoals het gaat. Eindelijk onbedekt. Zijn we droevig en moe. Zonder iets te zeggen. Je laat me geen plek.

Laat me los. Verwarmt mijn stramme handen. Blauwe ruis, wat je had gaat nooit verloren. En het geeft niet waarheen. Moeilijk dood. Er wordt soms wel naar gevraagd. En de nacht lijkt lichter als ik met je vrij. Die kan niet het daglicht velen. Je kunt niet langer blijven wachten. En het maakt mijn leegte vol. Vandaag.

We verwachtten niets, maar toch. Bij de rest van onze tijd. Staan we boven ons verleden. En altijd weer de vraag. Pak je schoenen. Of dat ze opwiekt van mijn schouder. Ze is er nog maar net. Jij komt eraan. Als we weggaan bij elkaar. Opvangen wat al valt. Bij elkaar zijn we groter. Harder dan ik hebben kan. In oceanen. Dan ik ooit zou kunnen zijn. En de hemel is de aarde. Ook altijd wel blijven. Weer gaat vliegen naar de zon. En ik terug kom.

Ik raak erop gericht. Soms ook geliefden van elkaar. Liet me rijden door de stad, langs de hoeren, de kroegen en de havens. Als dat van iedereen. Wat zou je doen, als ik met mijn mond dichtbij de jouwe kwam. En ik voel me op mijn plaats. Ik schreeuw haar naam. Als je weggaat. En lees de krant.

Vernieuwen